PALING ALS OORSPRONG
Waar een ander gek was op zijn skelter vond ik als kind het natuurgebeuren veel interessanter. Werkelijk tientallen bakjes met “slootgrut” had ik op mijn kamer. Soms was het voor mijn moeder een crime als ze weer eens een verdroogde aalmummie vond tussen de tapijttegels. Maar ja, dat hoort nu eenmaal bij het houden van vissen op een kamer.
Van schitterende volvoxen ( alg) en kiezelwieren tot meterbakken met allerlei geschubde wezentjes. Ik was als kind bevriend met De heer Bos uit Oostzaan die bij ons in de omgeving met fuiken viste. Ik kreeg werkelijk van alles om in mijn bakken te doen. Van “ poepegrundeltjes zoals hij ze altijd noemde, tot piepkleine zeeltjes en kroeskarpertjes. Om te zorgen dat ze elkaar niet opaten deed ik ze in verschillende bakken. Roofvissen bij roofvissen en niet roofvissen bij andere niet vraatzuchtige creaturen. Hij vond waarschijnlijk de kinderlijke interesse geweldig en zag in alles een mogelijkheid om dit te vergroten.
In alle schriftjes van de lagere school vind ik nu nog tekeningen uit die geweldige tijd terug. Van alle vissen heeft de paling me het meest beziggehouden. Ze hadden altijd iets mysterieus. Iets “ niet van deze wereld” waar geen enkele vis ook maar in de buurt kwam. Als ik in de avonduren een heel klein stukje nylonkous vulde met muggenlarven en dat in de buurt hing van de uitstroom opening van de pomp, was binnen de kortste tijd de hele palingpopulatie daar te vinden. Ze moesten de lucht hebben opgevangen en op zoek zijn gegaan. Licht was er amper. Geen enkele andere vissoort was hiertoe in staat. Wel werden de andere soorten meer actief als ze voer of iets dergelijks roken maar zo snel een voerplek lokaliseren als de aal, was voor hen niet weggelegd.
De proefopstelling in de roofvissenbak gaf ook een heel leuk resultaat. Wanneer je in de grote bak ook een zakje met dode muggenlarven ophing werden alleen de baarsjes actief maar deze vonden de larven niet omdat de lucht overal om hen heen was. In de aquaria met kleine snoeken en snoekbaarzen zag je vrijwel geen enkele verandering in het gedrag. Waarschijnlijk waren de visjes van 12 tot 16 cm het stadia van muggenlarven al ontgroeid. Ik voerde ze toen ook al met kleine vis. Toen ik echter in de gemengde bak met alle soorten roofvis ( snoek, snoekbaars, aal, stekelbaars) dezelfde proef herhaalde zag ik iets geweldigs.
Het gedrag van de stekelbaarsjes en baarsjes werd nerveus door het ruiken van de muggenlarven. Ze gingen op zoek naar dit heerlijks en door hun veranderende gedrag werden ook de snoeken en snoekbaarsjes oplettend en actief. In die drang naar voedsel zoeken werden ook menig baarsje en stekelbaarsje door de grotere rovers gegrepen. Als kind wist ik dan ook al snel dat de stekels van de baars geen enkel probleem waren voor beide grotere rovers. De aal liet zich niet zien. Waarschijnlijk was toch het daglicht de beperkende factor. In de 1.20m lange bak met 35 cm grote snoek en snoekbaars werkte ingespoten dode vis met muggenlarf olie niet beter dan niet ingespoten vis. Ik wist toen nog niets af van de oliemakelij op vis basis.
DE PRAKTIJK IN DE PRAKTIJK
Via één van de meest kindvriendelijke sportvis promotors ( Cor Breuker) kwam ik terecht in de HVZ jeugd in Zaandam. Daar werden kinderen op een te gekke manier het vissen bijgebracht. Films, viskampen, theorie middagen en natuurlijk wedstrijden. Regels waren er natuurlijk niet. Je trok een lootje en ging vissen op de stek. Alles wat je ving werd gemeten en genoteerd en weer netjes teruggezet.
Ik heb toen de muggenlarventechniek afgekeken uit mijn aquariatijd en in het echt toegepast. Vooral de ruisvoorn en de alver waren op die manier zeer goed te vangen. Wat muggenlarvensmurrie door mijn paneermeel en ik ving als een speer. Jarenlang kampioen mee geworden, totdat ze wilden weten waar ik mee viste. Ene heer ...... laten we zijn naam maar niet voluit gebruiken ( de man leeft ook al niet meer) wilde weten welk aas ik gebruikte. Hij was jeugdcontroleur bij de HVZ Zaanstreek en wilde er achter komen waar het verschil in vangsten aan lag. In eerste instantie zei ik dat dit geheim was. Toen hij op zijn geestelijk gehandicapte zoon wees met het verzoek dat deze jongen ook even tijdens de wedstrijd een hengeltje uit wilde gooien, gaf ik mijn geheim prijs. Hij liep in plaats van naar zijn zoon direct naar de wedstrijdleiding en de volgende wedstrijd was het verboden om met muggenlarven te vissen. Ik voelde me zo bedrogen door hem dat ik hem nooit meer gesproken heb. Van de jeugd door naar de volwassenen, niet meer op de voorn en de “ platten ” maar op de snoekbaars, snoek en de zoute plas.
De geurtjes kregen een staartje en het verhaal werd serieus..Handy Fish hield een snoekbaars wedstrijd ongeveer vijftien jaar terug voor de mensen zonder boot. Een heel leuk alternatief omdat de meeste wedstrijden vanuit een boot worden gevist. Als plek werd het Noord Hollands kanaal uitgekozen. Ik lieg geen woord want Bert Schouten is er bij geweest. Het was stralend weer en de mussen vielen nog net niet dood van het dak. Mijn visvriend Jaap had naast me geloot en we hadden werkelijk waar niet een schub gevangen en niet eens beet gezien. Alles was al geprobeerd, levend aas, dood aas, stukje vis, niets hielp.
Ik had mijn flesje met zelfgemaakte geurstof op spieringbasis bij me maar ik was gewoon vergeten om het te gebruiken. Bert liep het hele parcours af en belandde ook bij ons. Er was volgens zijn zeggen nog geen schub gevangen. Uiteraard werd er natuurlijk laatdunkend gereageerd op het feit dat ik tot op dat moment geen beet had gezien. Met een grapje zei ik tegen Bert dat ik had gewacht tot hij was gekomen en dat het nu ging gebeuren.Ik haalde met heel veel show en flauwekul het flesje uit mijn tas en smeerde de aasvis ermee in. Bert proestte het uit van het lachen. Of die aasvis aan de heroïne verslaafd was en nog meer van die grappen.
De aasvis had het water nog niet geraakt of de dobber verdween in de diepte. Ik dacht dat die aasvis gewoon te sterk was voor het formaat dobber en voelde voorzichtig aan de hoofdlijn. Direct kreeg ik een tik die een aasvisje nooit kon geven. Bert kwam naast me staan met de opmerking ” Dit zal toch niet waar zijn.” Tot op dat moment was er geen snoekbaars gevangen en was er al besloten om de prijzen op de inschrijfloten weg te laten gaan. De hoofdprijs was 1000 gulden voor de winnaar van de wedstrijd en 250 gulden voor de grootste snoekbaars. Ik had alleen nog de angst dat het een snoek of een baars was. Die angst maakte snel plaats voor euforie toen we de kam van een klein snoekbaarsje zagen. Het dier werd gemeten en weer teruggezet. 37 hele centimeters op de kop af. Ik was natuurlijk ontzettend blij en begon met nog tien minuten te gaan de overwinning al te ruiken. Mijn buurman Jaap had het resterende laatste half uur een plug genomen en was wat aan het gooien. Op een gegeven moment sloeg hij aan en stond met een diep gebogen hengel. Bert begon al te lachen en liep, mij treiterend, naar Jaap. “Daar gaat je prijs’ werd er nog schertsend in mijn richting geroepen. Wat was de teleurstelling voor Jaap en voor mij de opluchting groot toen we vriend Esox met een plug dwars in zijn bek aan het oppervlak zagen verschijnen. Dit zal waarschijnlijk in Nederland de duurste snoekbaars zijn geweest, want het visje was goed voor 1250.00 gulden. Er werd toen niet meer gelachen om de olie en de trend was gezet. Ik maakte olie van spiering van muggenlarven, witjes, zagers, mossels en van krabben. Al deze aassoorten staan zoals u waarschijnlijk zult weten zeer hoog op de menukaart van de snoekbaars en de zeevis. Waarom zou u het aas niet een extra lekker luchtje meegeven.
GELUKKIG ZIJN DE TIJDEN VERANDERD
Ik durf er eerlijk voor uit te komen dat ik vroeger snoekbaars heb opgegeten. Veel mensen in mijn omgeving hadden hun bedenkingen maar dat waren meestal de vegetariërs. Van mijn moeders kant waren het visserlui en die dingen met vinnen waren heerlijk. Opa had het halve IJsselmeer en later ook een stuk van de Noordzee opgevist en gebakken, dus heel veel vis stond er bij ons op het menu. Ook stonden de baars en de snoekbaars hoog aangeschreven.. Zoals mijn oma en moeder vis konden bakken was gewoon gevaarlijk voor je vingers. Gelukkig kwam daar 20 jaar geleden een verandering in en werd bijna alle zoetwatervis teruggezet. De sport en het respect voor de vis nam alleen maar toe en de drang om ze te vangen evenzo.
Wat een “ extra” waren die luchtjes. Maar wat een wetenschap kwam daar bij kijken. In de polder werkten helemaal geen spiering en krabolie, maar de palingolie was perfect. In de Zaan en Noordzee Kanaal werkten alle drie de oliën. Vooral in de zomer werkte de krabolie perfect. Later in mijn studie legde ik het verband met de voorkomende aassoorten in het water. Als de krabben verschalen en de snoekbaars aast op zachte krab, is de krabolie op vis perfect. Ook al is het aas dode vis of een stukje vis, de lucht van krab eroverheen is dan onweerstaanbaar. Ik heb ook met makreelolie geëxperimenteerd en dat werkt ook perfect. Alleen weer in de grotere wateren. In de polder heeft het totaal geen zin. De doorgaans druk bevaarbare wateren geven goed resultaat. Hoe dat komt weet ik niet. Ik heb met dode aasvis in de polder perfect gevangen maar met makreel of krabolie behandeld of geïnjecteerd was het aas gewoonweg slecht. Het heeft ook geen zin om zomaar wat te doen. Je moet altijd een vergelijking hebben met je vraagstelling. Ik heb altijd een hengel met gewoon dood aas in de buurt. Zo kom je wat te weet. Na afloop zet ik alles in de computer en zo krijg je na verloop van tijd een goed inzicht wat je geprobeerd hebt en wat wel en niet werkte.
HARDLOPERS ZIJN DOODLOPERS
Het belangrijkste wat ik geleerd heb met geur en smaakstoffen is dat je niet gelijk moet opgeven. Het kan best wezen dat de vis gewoon een dag niet aast. Het belangrijkste is dat je geloof hebt in wat je doet. Vooral het aantal snoekbaarzen zal toenemen door het gebruik van geurstoffen. Dat je er ook grotere snoekbaarzen door gaat vangen is natuurlijk flauwe kul en is door niemand te bewijzen. Bij iedere vistechniek werken lokstoffen, dus waarom bij het snoekbaarzen niet. Ik hoef het niet meer te doen voor de pan maar voor mijn persoonlijke plezier des te meer. De grootste vraag zal altijd blijven; waar werkt welke olie. Heb je een tiental keren geprobeerd met verschillende reukstoffen zul je dat altijd in die wateren kunnen gebruiken met heel veel succes. Dat succes is terugkijkend naar mijn aquariumtijd te herleiden aan de blijvende aantrekkelijkheid van het aas. Kijk je naar gewoon dood aas is de vis of het stukje vis na een half uur al wit uitgeslagen en is er weinig over van de werkelijk geur. Neem je dan een geurstof dan blijft de aasvis of het stukje vis veel langer aantrekkelijk en wordt er een veel langer geurspoor getrokken. U kunt me werkelijk geen één vissoort noemen waarbij geurstoffen niet werken. Als ik ga vissen met dood aas dan heb ik altijd mijn olie bij me en absoluut vang ik er meer mee dan zonder. 90 % van de grote paling die ik gevangen heb is gevangen met behandeld aas. 90 % van de snoek viel voor voorbehandelde haring of makreel. De meestal traditioneel beaasde hengel met gewone haring of makreel had het nakijken.
Natuurlijk, hoor ik u denken,” ik vang mijn visje gewoon ook, dus waarom al die rotzooi aan de hand halen. Inderdaad u heeft gelijk en ik zou als ik u was er ook niet aan beginnen. Dit is alleen bedoeld voor mensen met een bepaalde drang naar” experiment en een ander resultaat’
DE GIFMENGER BEKEKEN
Ik maak de olie meestal in de keuken met de afzuigkap op 10. Ik heb mijn vrouw erg lief en dat wil ik zo houden. Wil je ruzie dan moet je het zeker in aanwezigheid van haar gaan maken. Je hebt in principe niet zoveel nodig. Wat emulgatoren die ook in de karpervisserij worden gebruikt en wat basismateriaal. Verder gebruik ik voor alle olie die ik maak kabeljauwlever en kabeljauwalvleesklier.
De alvleesklier zit vlak achter de maag is net een zwabber van draadjes. Met een bevriende zeevisser moet je even een dichte gul regelen. De lever prik ik een aantal minuten met een vork in, daarna zet ik dit heel op een heel klein pitje. De olie komt al snel boven drijven. NIET LATEN KOKEN.
Met een eetlepel kunt u de goudgele olie met alvleessap heel makkelijk afromen. De spiering, makreel, zagers, aal en wat nog meer in uw gedachten komt om olie van te maken doet u samen met de alvleesklier in een blender. Laat alles rauw en weer NIET KOKEN. Dit heel vieze roze vismengsel in een pot gooien en door een kaasdoek heen laten lekken. Doe dit alstublieft buiten anders slaapt u gegarandeerd de komende nacht buiten en loopt uw huwelijk op de klippen. Als u na een paar uur een lekvocht heeft meng dit dan met uw kabeljauwlever olie en doe er wat emulgator bij en “ klaar is kees” U kunt het dan nog het beste twee dagen buiten de koelkast zetten in een gesloten flesje en dan is de olie perfect. Het werkt echt heel goed. Na gebruik in de koelkast bewaren in dat gesloten flesje uiteraard.
U doet een gedeelte in een injectiespuit en zet de naald erop. U steekt de spuit naar het staartgedeelte en trekt al injecterend de spuit terug. Nog een paar plaatsen zo bewerken en uw aasvis is nu een delicatesse geworden met een 100% natuurlijke marinade en dressing.
AAN DEZE MATERIE ZIT OOK LETTERLIJK EEN “VIES” LUCHTJE
Een ieder die me kent weet dat ik al jaren experimenteer met luchtjes. In mijn eigen club ben ik zes jaar lang kampioen geweest op zee zonder dat ook maar iemand wist van het gebruik van geurstoffen. Ik injecteerde de zeepieren altijd thuis, niemand wist het Ik zag de bui al boven mijn hoofd hangen van uit mijn jeugdtijd. Toen ik het uiteindelijk vertelde werd het een echte bestuurszaak, mocht het nu wel of mocht het nu niet. Om een lang verhaal kort te maken en twee jaar verder met ook nog een tussentijdse enquête over het wel of niet gebruiken van olie, werd het verboden omdat volgens het bestuur de NVVS in hun reglement het gebruik van geurstoffen aan of op zee verbood. Ik was met stomheid geslagen en belde natuurlijk vriend Ed Stoop op. Hij wist van het reglement af maar kon me ook niet vertellen waarom. Dan maar vriend Peter Dohmen bellen, die is ook meestal meer dan wie dan ook op de hoogte van dat soort zaken. Hij wist te vertellen dat er een bekende wedstrijdvisser indertijd misselijk was geworden op zee van het ruiken van Vitamo. Deze geurstof is misselijk makend en werkte duidelijk in op de maagspieren. Dan maar geen geurstoffen en smaakstoffen was het advies.
Al de zoetwater wedstrijden kennen grondvoeren van duizend en één recepten. Alle karpermarathons worden gevist met honderden smaken boilies. U kunt het zo gek niet bedenken of er is wel een boilie mee bedacht. Dit alles mag en maakt de wedstrijd alleen maar kleurrijk en stimuleert de mensen in hun creativiteit. Op zee kan men niet voeren met een grondvoertje en verschillende smaken zeepieren zagers zijn nog niet verkrijgbaar.
Op welke grond verbiedt de NVVS dan ook het gebruik van geur en smaakstoffen op zee. Het kan toch niet waar zijn dat het slecht reageren op Vitamo van één enkele wedstrijdvissers het totale gebruik van toegevoegde stoffen aan aas verbiedt?
Ik heb al een keer jaar gebeld over deze “Geurige Materie” en de persoon in kwestie zou er ook een punt van maken bij de reglementencommissie. Helaas is door interne problemen deze persoon opgestapt en ben ik weer terug bij af. WIE KAN ME HELPEN IN DE LEGALISERING?
In de tussentijd blijf ik maar experimenteren op snoekbaars, snoek, paling en op het totale zoute nat.
Geloof me maar wanneer ik zeg. “ DIT LUCHTJE RUIKT NAAR MEER”