"BROOD OF MAAIEN"

"Voor vijftig cent maaien meneer", het ventje straalde. Z'n buurman , die veel viste had hem verteld dat ze beter  vingen, dus dat moest hij proberen. Heel voorzichtig bekeek hij de krioelende massa. Wat veel voor 50 eurocent, Ze moesten op een koele donkere plaats bewaard worden volgens de viswinkelmeneer, dan bleven ze langer goed. Na lang intern beraad met zichzelf besloot hij ze maar in de groentela van de koelkast te stoppen, daar was het én koel én donker. Hij vertrok richting zijn slaapkamer voor het voorbereidende werk. In een melkfles loodde hij het vistuigje uit en aan zijn boekenrek werd de haakknoop getest.

Woest werd de serene werkstilte verstoord, z'n moeder woedend, vooral haar stem. "Naar beneden jij en snel" Zich van geen kwaad bewust volgde het jochie een kwade moeder , die voortdurend achterom keek in de zekerheid dat de jonge "delinquent'" haar volgde. De koelkast deur zwaaide open. Hier was dus blijkbaar de plaats van het misdrijf. "Al m'n groente, m'n vlees, broodbeleg en ga zo maar door, barsten van die vieze beestjes en die komen er niet zomaar in. Je wordt bedankt, alles kan ik weggooien. Houd jij van vliegen? IK NIET!!!

Op z'n kamer zat hij nu voor straf. Over z'n fout nadenken noemde z'm moeder het. Buurman mocht dan misschien gelijk hebben dat maaien beter vingen, maar één ding was zeker. Met brood had hij nog nooit zoveel problemen gehad. 

Pim

---------------------------------------------------------

Voorzichtig lopend om de brandnetels te ontwijken liep hij door de bosjes richting de parkvijver. Daar zaten ze, biggen van karpers en allemaal wachtend in de rij voor hem. In het zwart gekleed om maar vooral niet op te vallen,  nog niet eens vanwege karpers, maar het hengelen was hier verboden en gereserveerd voor de oudere hengelvrienden. Vanuit zijn bosje kon hij twee silhouetten zien die in gedachten waren; krakend bamboe, wegschietende Rotterdammers en smakkende karpers. Hij keek voor zich uit, z'n opa had hier ook gezeten. Zittend op een emmer tuigde het ventje z'n hengel op, de woensdagmiddag was volmaakt. Heel voorzichtig werd er een stukje aardappel in het water gelegd, vlak naast naast de rietjes, gevolgd door wat kruim. Het elastiek in z'n mond deed pijn, het zat te strak, hij had het nog zo tegen de tandarts gezegd, maar het hoorde zo. De twee mannen aan de overkant hadden hun vertrouwen in Petrus opgezegd en liepen richting rusthuis, een potje biljarten en bingo in het verschiet. Het pauwepennetje stond nog steeds onbewegelijk van de zon te genieten. De serene rust werd wild verstoord door een op leeftijd zijnde man die achter de jongen stond. Je zit op mijn stek, maar als je opschuift kun je blijven zitten. "Is het trouwens wat"  Het jochie mompelde wat terug. "Wat zeg je, ik ben een beetje slechthorend, kun je wat harder praten. De jongen lachtte; "Dan hebben we allebei een handicap, ik praat een beetje moeilijk, k'heb een beugel

Pos