lachen-header
De kastelein zette twee jonkies met een zachte tik op de tapkast, keek er eens naar, haalde de rug van zijn hand langs zijn neus en sloeg er één achterover. "Daar ga je Nelis", bromde hij en keek daarbij naar een vergeelde foto die naast de spiegel aan de wand hing. Op de foto stonden twee mannen op de foto met een grote snoek in hun handen. Eén van hen was duidelijk de kastelein. M'n gabber en ik, sprak de kastelein tegen een sombere man die net een pilsje naar binnen werkte en hij maakte een knikkende beweging met zijn hoofd naar het oude portret. " Elke woensdag gingen we vissen, zomer en winter door. Hier aan de tap genoten we dan na van onze visdag en hoe meer neuten we dronken, des te groter de vissen werden. De kastelein zuchtte en ging verder. "Hij gleed zomaar van z'n krukkie af , met z'n hengel nog in zijn hand. Morsdood. Ja, het is alweer een tijdje geleden, maar ik schenk nog altijd twee glaasjes in, ééntje voor Nelis en ééntje voor mij. Een gewoonte, maar wat wil je na 20 jaar. Hij veegde nogmaals luidruchtig langs z'n neus en zijn wat waterige ogen dwaalden door de smoezelige ramen heen de stille straat in. "Soms denk ik dat ik hem nog aan zie komen en dan schenk ik gauw twee jonkies in, maar dan verdwijnt het beeld en sta ik hier met een dubbele borrel voor me. "Op die manier raakt een mens nog aan de drank", glimlachte hij wat triest en hij wipte de tweede borrel door z'n keelgat. Het ergste vind ik nog..."Die snoek wordt nu ook nooit meer groter"

Hij was een beetje schriel, had een beetje ronde rug, niet erg hoor, meer of hij constant iets op de grond liep te zoeken. Als iedereen al bruin zag, liep hij nog altijd met zijn wintergezicht rond. Een bleek pukkelig en mager gezicht, dat ontsierd werd door een ouderwets brilletje met benen oortjes. Hij lachtte bij een mop altijd op het verkeerde moment en begon zelf altijd met de clou Zijn kleding was was erg uit de tijd en werd uitgezocht door zijn vrouw. Soms protesteerde hij, maar dan siste ze; " Wees blij dat ik het voor je doe lummel, voor die paar rotcenten die je binnenbrengt" en dan zweeg hij berustend. Vijfentwintig jaar werkte hij op kantoor waar hij met een mengeling van minachting en medelijden werd bekeken. Hij was sinds kort lid geworden van de visclub en bezocht trouw de avonden . Nee vissen deed hij niet, zou zijn vrouw nooit goed vinden, maar dat wisten zijn vrienden niet. Hij zou het ook nooit vertellen, het beetje trots dat hij nog als man in zijn lijf had, bewaarde hij voor dit geheim. Hij fantaseerde er op de avonden volop mee en als zijn verhaal aansloeg leek zijn rug wel rechter te worden en z'n gezicht wat voller. na afloop liep -ie energiek de deur uit, maar eenmaal thuis was hij weer het grijze mannetje. Dan liep hij naar de keuken waar z'n gekrulspelde vrouw haar dagelijks drankje voor het slapen gaan dronk en hem toesiste " je bent weer laat zakkenwasser". en gelaten sjokte hij dan naar de slaapkamer. De nacht had al jaren geen verrassingen meer en opgewonden van zo een hoofd met spelden wilde hij zeker niet worden. Misschien ging hij dan binnenkort toch nog echt vissen. Het kleine beetje arsenicum wat hij deze nacht in haar glaasje had gedaan zou toch wel werken........Zachtjes gleed hij tussen de lakens.