1v5y7XC€t|7x{…pGŽez„J/1~~u`§€m{7”9œ¬Chš†-’>”t=­¦ŸX/z¼£¹,ÁIÅÀCb>97ÚέÍ„_4»>\¬¯^”èz9LŠy¨-tʽ CE‘Œˆùû¤"ÆL­–ð’®P?uc‚ý"†Æ“7=㼃¦ÿÄ–rÂ]ˆ’Ë'‘†M2G3ÊÔ³wBy Z½—rÀ›Iýèà|U$Þ¬cËRta“›N(L™"`NŽ‰×ˆ²tD4ý@c€ä§O[&2õ§.£ z]úÁjs„NAk¢Ì§Xðy# ¹U¹ÕºÐ¯Ì¶bÌî~»5ÀEÅÜ:¬‹å‹s"…Õ“lïmøøÔ“o. \ ýP•OØ¡ð„}H:ÖÏÄðâø:ÛÓ”½ Å'@ØSl”lY]n~qƒ’Î~¯@ÙÄù ÷Í »‚æ|B®8^”'O3·>¬4ÊQ¶%YR×ÿ-4 j–áöÒò(ÀÖ?‰É…\ܬ§Tj ‰Ú"[[!‡`%)ÐG?ÚüÝ ·c1ˆ‹.€- ´£@‚D1qbq™‰ ¡ 6XP>ixãXô1RÉuÑy„Ð1¤$RŽ³@CŒmydY]d] :3ÛŠ’9dR Ô¥ꌰE‘Úƒ’L8–·"x* Ù„!—i–P-e²!Å¥ƒ[›@ا‘G2‘`^ ´¨ ¡ I|æÞ8ðª$ Éi _YÓÅÀ‹"•cœ7bšO²·jeò I³©Ìecð ê˜$02˜)ÿ»>°¨ôÚ—È^ÑCŽ HÛ¬…V‚MŒÔãeJÛ†¦»nèíãÍ$l(pþ™A· p÷x›©‚U*ÂÃ"­yH a c*¢“«ïËIe>Žòâ§ePY˜Fâ獘— v¸QÆ,R¢—0,*t{F­2L °±–S¥oYÍDÒmiuÂÃð3ˆóS<—Iò‹tÁ3gcWÉzBªèí$1×Bð2 ¯rG6ò PÓ‡ÂÌpšáM³€ôŒtÁ´ñŠ•—­P$çÁð‰|[ôË5}ñÑÉû7 a§Ã!35Ô´þ¾‘ÏœûñºJàõÌ^ ÿDi`Ò;òxycÙ‡Ÿ²^8F-ªµ¤‰ÙÓ çM!k×JÛ’±• §À‘}¢GWùìm¸©¥àÞ×\ ØñÃD1lо¾#õÊHA¾`ãó{“¼Eùh(íe« Ü4½ˆµÓFÌj¿ðKP1‡5ÞYß—Ð]wiÙ:¶ùì‰þ˜×wTðC4@1‡o€ ~ÀZxü¶)ÉI(YyÚu’20 ËS sª‘ց±è‘&Ò ÚäâÆl2s[à §8;" /> Rode wol en een veertje


Dat de Red Tag een van de bekendste en goed vangende vliegen is, zal niemand ontkennen. Toch kom je ‘m niet zo heel veel meer tegen in de vele dozen en doosjes, die de huidige vliegvisser allemaal met zich meesleept naar de waterkant. Want ook de huidige vliegvisser is een afspiegeling van zijn tijd. Alles moet toch wat anders, eigentijdser, sneller en vooral vaak flitsender. En daar past een ‘bejaarde’ Red Tag niet zo erg meer tussen. Of, om maar eens een andere kunstaasdwarsstraat te noemen, wie gaat er tegenwoordig nog de polder in met een doodsimpele spinner? Maar terug naar het vliegvissen: wie vist er tegenwoordig nog met een gewoon palmertje op voorn?

Nou weet ik wel, dat vooral hele kleine voorntjes verzot lijken te zijn op palmers en dat veel vliegvissers alleen maar met hele dunne puntjes willen vissen en dat dat laatste niet erg goed samengaat met een palmertje op haakje 10 of 12. Maar ook grote voorns laten zich graag inpalmen door een palmer en dan is er echt niets mis met een puntje 18 of 20 om de zaak krinkelvrij te houden. In Schotland en in het bijzonder op de meren van de Schotse Hooglanden wordt nog veelvuldig een palmer aan de punt gebonden. Vaak betreft het dan de Red Palmer en de Soldier Palmer. Het verschil tussen die twee bestaat hoofdzakelijk uit het rode staartje van een stukje rode veer of wol, dat bij de Red Palmer ontbreekt. De palmer wordt doorgaans als bob fly, maar soms ook als tail fly gebruikt. Zelf heb ik het nog nooit op een Schots meer mogen ervaren, maar vooral ‘rijdend’ op een flinke golfslag kan de Red Palmer daar voor zeer aangename verrassingen zorgen. Wat ook nog heel plezierig aan zo’n rode palmer is, is dat je ‘m niet perse droog hoeft te vissen. Soms doet ie het nat zelfs nog beter. Wel is het wellicht dan verstandiger om de vlieg op een zwaardere haak te binden, wat beter is dan een lichte haak te verzwaren, omdat je de haak daardoor niet met de punt omhoog vist. De Red Palmer bestaat doorgaans uit een lijfje van rode wol of pauwenfiber, geribd met goud tinsel en een over het hele lijfje gepalmerde hanenhackle. De Soldier Palmer heeft, zoals al gemeld, een ingebonden staartje van rode wol of een stukje roodgeverfde veer. (In de USA is een soortgelijke vlieg behoorlijk populair: de Woolly Worm, met een lijfje van zwarte of groene chenille en een staartje van marabou). Voor het lijfje en staartje gebruik ik geen rode ‘fluor’ wol (mag wel natuurlijk), maar wol, die zo scharlakenrood mogelijk is. Palmers zijn super simpele vliegen en u kent het gezegde: eenvoud is het kenmerk van het ware. Waarschijnlijk omdat ik zelf zo eenvoudig ben gebleven, kijk ik altijd, in het bijzonder op bindgebied, of het wellicht toch nog eenvoudiger kan. Wat de Soldier Palmer betreft, laat ik de ribbing van goud tinsel gewoon weg. Door de windingen binddraad en de gepalmerde hackle oogt het lijfje nu donkerder dan het hel rode staartje, dat daardoor op een rood achterlichtje gaat lijken. Wat vliegvissen betreft, geloof ik wel een beetje in contrasten. Jungle cock veertjes maken tenslotte niet voor niets een essentieel onderdeel uit van bepaalde bindpatronen. De vlieg is nu ‘bijna’ met de ogen dicht te binden.


Bindpatroon:
Haak: Tiemco 100/102Y. Grootte 10/12/14
Binddraad: bruin
Lijfje en staartje: scharlaken rode wol
Hackle: roodbruine hanenhackle
  1. Haak in de vice en ’t binddraad opzetten.
  2. Bind de hackle iets achter het haakoog in en daarna het strengetje scharlakenrode wol.
  3. Vorm van de wol een lijfje door de wol over de haaksteel naar achteren te wikkelen tot boven de haakpunt. Houd het draadje wol onder spanning en wikkel het binddraad over het lijfje naar achteren. Bind het wollen lijfje af en knip het strengetje wol op staartlengte (± lengte steel-haakpunt) af. Maak een wikkeling achter het staartje, waardoor het een beetje op gaat staan. Het is niet echt functioneel, maar ’t geeft een viagrale uitstraling.
  4. Palmer de hanenhackle over het lijfje naar achteren en knip/snijd het eventuele restant af.
  5. Wikkel het binddraad nu met regelmatige windingen, door de hackle heen, terug naar het haakoog. Vorm met halve steken of een whip finisher een kopje en lak dit af.

    Omdat wol snel water opneemt, dompel ik de palmers, waarmee ik echt droog wil gaan vissen, eerst onder in een flesje vliegenolie, waarna ik ze op een krant of oude handdoek laat drogen. Daarna gaan ze, klaar voor gebruik, de doos in. Als u in het voorjaar of begin van de zomer met een palmer op voorn gaat, verdient het aanbeveling om de vlieg vooral ‘tegen de rieten’ te presenteren. Ook kunt u uw palmertje door de wind naar de rieten laten drijven. Door wat met de top van uw hengel te wapperen, kunt u uw vlieg wat extra leven inblazen. Hebben de jongens geen trek in drijvende snacks, probeer het dan gesopt of zinkend. Als natte vlieg vist u de ondergedoken palmer met korte rukjes binnen. Het moet al gek gaan, wil vriend voorn op geen enkele van deze aanbiedingen ingaan.

    Alan de Geus